Berichten

Strengere regels voor hobbyisten met drones

Gisteren heeft het ministerie nieuwe regels kenbaar gemaakt richting de nieuwe Europese opstap naar EASA. Hierin worden alle landen te samen ondergebracht aan 1 uitgebreid regelement mbt het hobbymatig vliegen van RPAS.

 

INTERNETCONSULATIE

De voorgenomen aanscherping van de Regeling Modelvliegen is, na de introductie van de Regeling Minidrones, een volgende stap om de regelgeving voor recreatieve en beroepsmatige dronevliegers (Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen) meer gelijk te trekken, Dit betekent ook voor de recreatieve dronevlieger een maximale vlieghoogte van 50 meter, maximaal 100 meter horizontale afstand van de piloot en minimaal 50 meter afstand houden van bebouwing, wegen, spoorlijnen e.d. gaat gelden.
Aan de Tweede Kamer is in het AO-drones van 3 september 2015 toegezegd om de nationale regelgeving stapsgewijs aan te passen om de ontwikkeling van de dronemarkt optimaal te faciliteren, rekening houdend met de ontwikkelingen in de EU. Uiteindelijk zal er met de invoering van de EU-regelgeving geen onderscheid meer bestaan tussen het juridisch kader voor recreanten en beroepsmatige vliegers.

De aangescherpte luchtverkeersregels gaan niet gelden voor modelluchtvaartuigen die opstijgen van en landen op modelvliegvelden en vliegen binnen een straal van 850 meter van het bij de Inspectie voor Leefomgeving en Transport gemelde referentiepunt van deze velden. Hiervoor gaan de verkeersregels die golden vóór 1 juli 2015 voor alle modelvliegvelden gelden. Het modelvliegtuig moet dan in het zicht van de vlieger blijven en mag tot maximaal 300 meter hoogte vliegen. Hiermee wordt een ongewenste aanscherping van de regelgeving voor ongeveer 50% van de modelvliegvelden gecorrigeerd (wijziging Regeling burgerluchthavens en Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen).
De modelvliegvelden worden daarnaast vrijgesteld van de verplichting te beschikken over een luchthavenbesluit of luchthavenregeling en te voldoen aan inrichting- en gebruikeisen voor luchthavens.
Tot slot wordt voor beroepsmatig gebruik de meldplicht bij de minister en burgemeester 24 uur voorafgaand aan de vlucht afgeschaft (wijziging Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen).

Doelgroepen die door de regeling worden geraakt

De volgende doelgroepen worden door de regeling geraakt:
– recreatieve gebruikers van drones, omdat de voor hen geldende luchtverkeersregels strenger worden;
– modelvliegers boven modelvliegterreinen, omdat voor ongeveer 50% van de modelvliegvelden de regels versoepeld worden en gelijkgesteld worden aan de regels die voor de andere velden gelden;
– beroepsmatige gebruikers van drones, in verband met de afschaffing van de meldplicht.

Verwachte effecten van de regeling

Het verwachte effect voor de recreatieve gebruikers is dat er minder meldingen gaan komen van vluchten met drones in de buurt van bemande luchtvaartuigen.
Het verwachte effect voor de modelvliegers is dat zij hun hobby onder de juiste operationele condities kunnen uitvoeren en meer ruimte hebben om deze hobby uit te oefenen.
Voor de beroepsmatige gebruiker van drones is hiermee een lastenverlichting gerealiseerd.

Doel van de consultatie

De consultatie vindt plaats om gebruikers van drones te informeren over de in voorbereiding zijnde regelgeving en hen de gelegenheid te bieden op deze regelgeving te reageren.

In het kader van de internetconsultatie over het beleidsvoornemen Veiligheidsregelgeving drones is de aanscherping van de luchtverkeersregels voor recreanten reeds voor commentaar voorgelegd. De huidige aanpassing van de Regeling Modelvliegen is echter niet identiek aan het in april 2015 ter consultatie aangeboden beleidsvoornemen voor drones regelgeving.
De overige wijzigingen (wijziging Regeling burgerluchthavens en Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen) zijn nog niet eerder voorgelegd in het kader van internetconsulatie.

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd

Een reactie wordt met name gevraagd op die onderdelen die niet eerder in het kader van internetconsultatie zijn voorgelegd, te weten:
– De regelgeving met betrekking tot modelvliegvelden (vrijstelling luchthavenbesluit dan wel luchthavenregeling en uitzondering op de geldende eisen voor luchthavens);
– De afschaffing van de meldplicht voor beroepsmatig gebruik.

Publicatie reacties

Reacties worden gepubliceerd tijdens de loop van de consultatie. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn. Voordat reacties gepubliceerd worden, worden deze eerst gecontroleerd op beledigende of aanstootgevende uitspraken. Deze controle kan enkele dagen duren.

 

Bron : Ministerie

UPDATE : Gemeenschappelijke regels voor het vliegen met drones in Europa! (voorstel EASA)

Zoals wij u op 28 augustus hebben aangegeven zijn er Europese richtlijnen in de maak die na verwachting in 2016 gepubliceerd zullen gaan worden. Echter is EASA nu al naar buiten gekomen met enkele details m.b.t. deze nieuwe regelgeving en zien we hier een “versplintering” aan nieuwe categorieën. Zo worden de hobbyisten onderverdeeld in enkele nieuwe categorieen maar tevens ook de professionals (hoge gevaarzetting) Hierbij komt de nadruk te liggen bij de opleidingscentra om de vaardigheden te monitoren nadat de benodigde stukken behaald zijn.

Enkele voorstellen uit de EASA komen zijn :

„Invoering van een regelgevingskader voor het vliegen met drones“.

EASA heeft van de Europese Commissie de opdracht gekregen een reeks Europese regels voor drones uit te werken. De definitie van drones is vrij breed, want ze omvat alle op afstand bestuurde en autonome luchtvaar‐ tuigen: van kleine modelvliegtuigen die worden gebruikt voor recreatie tot grote luchtvaartuigen, die over zeer lange afstanden worden gebruikt voor veiligheids‐ en andere cruciale operaties. De dronesector is dan ook divers, innovatief en internationaal. De sector heeft een enorm groeipotentieel en schept dus heel wat werk‐ gelegenheidskansen. Tegelijkertijd is het nodig een veilige, betrouwbare en milieuvriendelijke ontwikkeling te verzekeren en de zorgen van de burger omtrent veiligheid, privacy en gegevensbescherming te respecteren. Met deze twee prioriteiten in gedachte stelt EASA veranderingen van de bestaande luchtvaartregels voor om

rekening te houden met de meest recente ontwikkelingen van drones (ken‐ nisgeving van voorgestelde wijziging van de regels, in het Engels afgekort tot „A‐NPA”). U kunt deel uitmaken van dit proces en de toekomstige reglemen‐ ten helpen vorm te geven door uw waardevolle commentaren te geven zoals hierna wordt uitgelegd. Dit document is een samenvatting van de A‐NPA (nummer 2015‐10) en werd vertaald in alle EU‐talen.

Wat verandert er?
De A‐NPA is een voorstel voor de totstandbrenging van gemeenschappelijke Europese vei‐ ligheidsregels voor het vliegen met drones, ongeacht hun gewicht. Ze stelt een proportionele benadering voor, waarin het gebruik centraal staat. Met andere woorden, ze legt meer de nadruk op „hoe” en onder „welke om‐ standigheden” de drone wordt gebruikt, in plaats van alleen op de eigenschappen van de drone. De A‐NPA bespreekt veranderingen aan reglementen betreffende de veiligheid van de luchtvaart, die tot de verantwoorde‐ lijkheden van EASA behoren, en houdt zich daarom niet rechtstreeks bezig met privacy of gegevensbescherming. Die zaken vallen immers buiten de verantwoordelijkheden van EASA. Dit document biedt een beknopte sa‐ menvatting van de A‐NPA, legt het beoogde resultaat uit en herhaalt de in de A‐NPA vermelde voorstellen.

De voorstellen: De A‐NPA bevat 33 voorstellen, die allemaal in dit document aan bod
komen. De A‐NPA stelt voor zowel commerciële als niet‐commerciële activiteiten bij de 33 voorstellen veiligheidsreglementen onder te brengen en introduceert drie categorieën van gebruik, zoals reeds voorgesteld in het „EASA Concept of Operations for Drones”1,, dat eerder in 2015 werd gepubliceerd. Deze drie categorieën zijn gebaseerd op het risico dat het gebruik oplevert voor derden (personen en eigen‐ dom): „Open categorie” (laag risico), „Specifieke categorie” (middelhoog risico) en „Gecertificeerde categorie” (hoog risico). De reden om risico te gebruiken om drone‐gebruik te differentiëren is dat bijvoorbeeld aan een onbemand luchtvaartuig dat over open zee vliegt, minder risico’s verbonden zijn dan aan een kleinere drone die boven toeschouwers in een stadion vliegt. Voorgesteld wordt dat de lidstaten aangeven welke van hun autoritei‐ ten (of andere organisaties) verantwoordelijk zullen zijn voor de handhaving van de regels.

Voorstel 1: Voorgesteld wordt commercieel en niet‐commercieel gebruik te reglementeren; dezelfde drone wordt immers mogelijk gebruikt voor zowel commerciële als niet‐commerciële activiteiten.

Voorstel 2: Voor het gebruik van drones zullen drie categorieën in het leven worden geroepen:

—  „Open” categorie (laag risico): de veiligheid wordt verzekerd via operationele beperkingen, naleving van de normen in de sector en de vereiste om bepaalde functionaliteiten en een minimumreeks exploitatieregels te hebben. Voor de handhaving staat voornamelijk de politie in.

—  „Specifieke” categorie (middelhoog risico): machtiging door een nationale luchtvaartautoriteit (NLA), mogelijk bijgestaan door een gekwalificeerde instantie2 (GI), na een door de exploitant uitgevoerde risicobe‐ oordeling. In een handleiding voor gebruik worden de risicobeperkende maatregelen vastgelegd.

—  „Gecertificeerde” categorie (hoger risico): vereisten die vergelijkbaar zijn met de vereisten voor de bemande luchtvaart. Toezicht door NLA (afgifte van licenties en goedkeuring van onderhoud, exploitaties, opleiding, ATM/ANS3 en organisaties van luchtvaartterreinen) en door het EASA (ontwerp en goedkeuring van buiten‐ landse organisaties). 
Voorstel 3: De EASA‐lidstaten moeten de autoriteiten aanduiden die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de reglementen. Voorgesteld wordt het toezicht op de „open” en „specifieke” categorieën niet in het Eu‐ ropese luchtvaartsysteem op te nemen. Ze vallen dus niet onder EASA‐toezicht („EASA‐normalisatie”), wat de EASA‐lidstaten de nodige flexibiliteit op lokaal niveau zal geven. 
Voorstel 4: De NLA’s of het Agentschap zullen de GI’s goedkeuren en controleren om hun naleving van de ge‐ meenschappelijke regels te verzekeren. 
OPEN CATEGORIE 
„Open” categorie (laag risico): In deze categorie wordt de veiligheid verzekerd door een minimum aantal regels, gebruiksbeperkingen, sectornormen en de vereiste om bepaalde functionaliteiten te hebben. Voor de handha‐ ving staat voornamelijk de politie in. Daarom streven onderstaande voorstellen ernaar een reeks beperkingen te beschrijven voor het gebruik van drones zonder een overmatige regelgevingslast op te leggen of innova‐ tieve toepassingen te beperken, maar tegelijkertijd de veiligheid voor alle derden te verzekeren (personen en eigendom). De exploitatie in „open” categorie vergt bijvoorbeeld een constant visueel contact met de drone. De drone moet minder dan 25 kg wegen, lager vliegen dan 150 meter en het concept van geofencing moet worden

.    3  Luchtverkeersbeheer‐ en luchtvaartnavigatiediensten

toegepast. Geofencing is het concept waarbij de toegang van de drone beperkt wordt door specifieke gebieden aan te dui‐ den waar de drone via het ontwerp van zijn software en/of hardware niet kan binnenkomen, ook niet als de piloot de drone onbedoeld daarin zou sturen.

Voorstel 5: Exploitatie in „open” categorie is elk gebruik van kleine drones binnen het directe gezichtsveld met een maximumstartgewicht4 van minder dan 25 kg, die worden gebruikt op veilige afstand van personen op de grond en ge‐ scheiden van andere gebruikers van het luchtruim.

Voorstel 6: Om onbedoelde vluchten buiten veilige zones te voorkomen en de naleving van de geldende reglementen te vergroten, wordt voorgesteld geofencing (zones waar drones niet kunnen vliegen via softwareontwerp of andere metho‐ den) en identificatie voor bepaalde drones en gebruikszones op te leggen.

Voorstel 7: Om veiligheid, milieubescherming, beveiliging en privacy te waarborgen kunnen de bevoegde auto‐ riteiten „dronevrije zones” afbakenen waar zonder toestemming van de autoriteit geen gebruik toegelaten is, en „zones met beperkte toegang voor drones”, waar drones met een gelimiteerd gewicht een functie moeten hebben om een gemakkelijke identificatie en automatische beperking van het luchtruim dat ze kunnen binnen‐ vliegen mogelijk te maken.

Voorstel 8: De normen voor identificatie‐ en geofencingfuncties zullen door het Agentschap worden goedge‐ keurd en er kan in de marktreglementen naar worden verwezen om te verzekeren dat de meerderheid van de consumentenproducten aan deze normen voldoet en om uniformiteit op technisch niveau te verzekeren. Hier‐ door zullen de fabrikanten adequate uitrusting kunnen ontwikkelen en verklaren dat de uitrusting aan deze normen voldoet.

Voorstel 9: Het Agentschap zal een gemeenschappelijk gegevensformaat vastleggen (bijv. voor kaartgegevens), dat moet worden gebruikt om de informatie in een open webinterface te verstrekken. Deze informatie kan ter beschikking worden gesteld via dienstverleners, in de vorm van een app voor smartphones, of rechtstreeks wor‐ den geüpload naar de drone.

Voorstel 10: Fabrikanten en invoerders van drones moeten voldoen aan de geldenderichtlijn betreffende product‐ veiligheid naleven5 en moeten hun klanten informatie verstrekken over gebruiksbeperkingen die van toepassing zijn op de „open” categorie. De marktreglementen zullen van toepassing zijn op kleinere drones en er moet een bovengrens worden vastgelegd.

Voorstel 11: De essentiële eisen voor de genoemde algemene richtlijn betreffende productveiligheid en aanverwante normen worden ontwikkeld, waarbij EASA zal worden betrokken in het definiëren van de vei‐ ligheidseigenschappen (bijv. kinetische energie, prestatiekenmerken, communicatie‐verlies eigenschappen) die acceptabel zijn voor de categorie en subcategorie van de drone.

4 Maximumstartgewicht

Voorstel 12: Alle drone‐gebruik in de „open” categorie moeten worden uitgevoerd binnen de vastgelegde beperkingen:

—  Alleen vluchten binnen het directe gezichtsveld van de piloot zijn toegestaan.

—  Alleen drones met een maximumstartmassa van minder dan 25 kg zijn toegestaan.

—  Er is geen gebruik van drones in „dronevrije zones” toegestaan.

—  Drones die in „zones met beperkte toegang voor drones” actief zijn, moeten aan de geldende beperkingen 
voldoen.

—  Depilootisverantwoordelijkvoordeveiligeafstandtotandereluchtruimgebruikersenmoetanderegebrui‐ 
kers van het luchtruim voorrang geven.

—  Een drone in de „open” categorie mag niethoger vliegen dan 150 m boven de grond of het water.

—  De piloot is verantwoordelijk voor het veilig gebruik en de veilige afstand tot niet‐betrokken personen en 
eigendom op de grond en tot andere gebruikers van het luchtruim en mag de drone nooit boven een gro‐ te groep mensen (> 12 personen) laten vliegen. 
Voorstel 13: Voor elke drone gebruik hoger dan 50 m boven de grond moet de piloot vertrouwd zijn met de ba‐ sisbeginselen van de luchtvaart. 
Voorstel 14: Maak drie subcategorieën aan in de „open” categorie: 
— CAT A0: „speelgoed” en „minidrones” < 1 kg — CAT A1: „zeer kleine drones” < 4 kg
— CAT A2: „kleine drones” < 25 kg 
Voorstel 15: Aanvullende vereisten voor CAT A0: „speelgoed” en „minidrones” < 1 kg

—  Drones die worden verkocht als speelgoed of consumentenproduct met een massa van minder dan 1 kg, moeten aan de geldende richtlijn betreffende productveiligheid voldoen en mogen niet hoger dan 50 m bo‐ ven de grond kunnen vliegen om lokale bediening te verzekeren, of moeten anderszins over middelen beschikken om de hoogte en het luchtruim dat ze kunnen binnenvliegen, automatisch te beperken.

—  Het gebruik is beperkt tot 50 m boven de grond.
Voorstel 16: Aanvullende eisen voor CAT A1: „zeer kleine drones” < 4 kg

—  Als consumentenproduct verkochte drones die zwaarder zijn dan 1 kg, moeten aan de geldende algemene richtlijn betreffende productveiligheid voldoen en moeten beschikken over middelen om het luchtruim dat ze kunnen binnenvliegen, automatisch te beperken en over middelen om automatische identificatie moge‐ lijk te maken.

—  Bij drones die actief zijn in „zones met beperkte toegang voor drones”, moet de actieve identificatie en up‐to‐date geofencing capaciteit ingeschakeld zijn.

—  Voor elk gebruik hoger dan 50 m boven de grond moet de piloot de basisbeginselen van de luchtvaart kennen.

—  Alle fouten, storingen, defecten of andere voorvallen die tot ernstige letsels of het overlijden van een per‐ soon leiden, moeten worden gemeld. 
Voorstel 17: Aanvullende eisen voor CAT A2: „kleine drones” < 25 kg 
— Als consumentenproduct verkochte drones die zwaarder zijn dan 4 kg, moeten aan de geldende algemene richtlijn betreffende productveiligheid voldoen en moeten beschikken over middelen om het luchtruim dat

ze kunnen binnenvliegen, automatisch te beperken en over middelen om automatische identificatie moge‐

lijk te maken.
— Gebruikin„zonesmetbeperktetoegangvoordrones”isinde„open”categorieniettoegestaanvoordrones

met een startmassa van meer dan 4 kg.
— Voor elk gebruik hoger dan 50 m boven de grond moet de piloot de basisbeginselen van de luchtvaart

kennen.
— Alle fouten, storingen, defecten of andere voorvallen die tot ernstige letsels of het overlijden van een per‐

soon leiden, moeten aan EASA worden gemeld.

Voorstel 18: In daartoe aangewezen zones kan het gebruik van drones (of modellen) in de „open” categorie wor‐ den uitgevoerd volgens de door de bevoegde autoriteit vastgelegde voorwaarden en procedures.

Voorstel 19: Vast met de grond verbonden luchtvaartuigen tot een massa van 25 kg of tot een bepaald volume in geval van luchtvaartuigen lichter dan lucht, kunnen worden gebruikt in de „open” categorie buiten „dronevrije zones” op minder dan 50 m boven de grond of het water, of in daartoe bestemde zones die bekendgemaakt zijn aan andere gebruikers van het luchtruim.

SPECIFIEKE CATEGORIE

„Specifieke categorie” (middelhoog risico): In deze categorie is machtiging door een autoriteit (NLA) vereist na een door de exploitant uitgevoerde risicobeoordeling. In een handleiding voor gebruik worden de maatregelen opgesomd die werden genomen om de risico’s tot een minimum te beperken. De „specifieke categorie” omvat bijvoorbeeld elk gebruik die de beperkingen van de „open categorie” overschrijdt.

Voorstel 20: „Exploitatie met specifiek risico” is elk gebruik van drones die meer significante luchtvaartrisico’s oplevert voor personen op de grond of waarbij het luchtruim wordt gedeeld met de bemande luchtvaart. Elk specifiek lucht‐ vaartrisico moet worden geanalyseerd en beperkt aan de hand van een veiligheidsrisicobeoordeling.

Voorstel 21: De exploitant moet een veiligheidsrisicobeoor‐ deling uitvoeren, rekening houdend met alle elementen die tot het risico van de desbetreffende gebruik bijdragen. Daar‐ voor moet de exploitant:

— de bevoegde NLA alle informatie bezorgen die nodig is voor een pre applicatie controle op de exploitatiecategorie; — aan de bevoegde autoriteit een veiligheidsrisicobeoor‐ deling verstrekken waarin zowel de drone als het gebruik aan bod komen, waarin alle risico’s worden geïdentificeerd die met het specifieke gebruik verband houden, en waarin gepaste maatregelen worden

voorgesteld om de risico’s te beperken;
— een geschikte gebruikshandleiding samenstellen met daarin alle vereiste informatie, beschrijvingen, voor‐

waarden en beperkingen voor het gebruik, inclusief opleiding en kwalificatie voor personeel, onderhoud van de drone en de systemen ervan, evenals de melding van voorvallen en het toezicht op leveranciers.

Voorstel 22: De bevoegde autoriteit van het land van de exploitant is verantwoordelijk voor de afgifte van de EM6 na beoordeling van en instemming met de veiligheidsrisicobeoordeling en de gebruikshandleiding in de „specifieke” categorie.

Voorstel 23: Het gebruik zal worden uitgevoerd overeenkomstig de in de EM vastgelegde beperkingen en voorwaarden:

—  De exploitant zal geen specifieke exploitaties uitvoeren als hij niet over een geldige exploitatiemachtiging beschikt.

—  De exploitant moet ervoor zorgen dat alle betrokken personeelsleden voldoende gekwalificeerd zijn in en vertrouwd zijn met de relevante gebruiksprocedures en ‐voorwaarden.

—  Alvorensmetgebruikvanstarttegaanisdeexploitantverantwoordelijkvoorhetverzamelenvandevereiste informatie over permanente en tijdelijke beperkingen en voorwaarden teneinde aan elke door de bevoegde autoriteit vastgelegde vereiste of beperking te voldoen of specifieke machtiging te vragen. 
Voorstel 24: De exploitatie in de „specifieke” categorie kan worden uitgevoerd met drones of uitrusting die gecertifi‐ ceerd of op een andere manier goedgekeurd is. Het gebruik mag de gebruiksbeperkingen voor de gecertificeerde uit‐ rusting overschrijden wanneer ze specifiek gemachtigd is en wanneer het gebruik de toepassing van gepaste risico‐ beperkingen garandeert zoals bepaald in de EM. 
Voorstel 25: Exploitanten kunnen vrijwillig gebruikmaken van leveranciers of personeelsleden die over certificaten beschikken, of vrijwillig een certificaat van exploitant op af‐ stand (Remote Operator Certificate, kortweg ROC) aanvragen waarin gedetailleerd beschreven staat op welke manier de verantwoordelijkheden worden gedeeld en dat de gepaste privileges biedt om exploitaties te machtigen. 
Voorstel 26: Uitrusting, onderdelen en functionaliteiten kunnen onafhankelijk van de drone zelf worden goed‐ gekeurd en er kan een goedkeuring worden gegeven. De UV’s zullen de vereiste procedures vastleggen op basis van de procedure van het „European Technical Standard Order” (ETSO). De procedure voor vrijgave en toezicht op de luchtwaardigheid moet worden aangepast omdat uitrusting mogelijk niet geïnstalleerd is op gecertifi‐ ceerde drones. Dit kan slaan op grondstations of gekwalificeerde „uitrusting om aanvaringen te voorkomen” die geïnstalleerd is op drones in de „specifieke” categorie. 
Voorstel 27: De UV’s7 leggen voor de exploitant de organisatorische vereisten vast om in aanmerking te komen voor een ROC en om de juiste privileges te verkrijgen om zijn eigen exploitaties te machtigen/wijzigen. 
Voorstel 28: Voorgesteld wordt dat sector‐ en normalisatie‐instanties wordt gevraagd standaardoplossingen aan te reiken om een antwoord te bieden op de veiligheidsrisico’s, bijv. voor aspecten in verband met luchtwaar‐ digheid. Samen met de standaard gebruikshandleidingen zou het veiligheidsrisicobeoordelingsproces worden vereenvoudigd.

.    6  EM: exploitatiemachtiging.

.    7  UV’s: uitvoeringsvoorschriften.

GECERTIFICEERDE CATEGORIE

„Gecertificeerde” categorie (hoger risico): vereisten die
vergelijkbaar zijn met de vereisten voor de bemande
luchtvaart. Dit gebruik zal waarschijnlijk grote drones
betreffen die door grote of kleine organisaties wor‐
den gebruikt. Er wordt toezicht gehouden door de
NLA (afgifte van licenties en goedkeuring van onder‐
houd, exploitaties, opleiding, ATM/ANS en organisaties
van luchtvaartterreinen) en door EASA (ontwerp en
goedkeuring van buitenlandse organisaties). In de „ge‐
certificeerde” categorie worden drones op gelijkaardige
manier behandeld als bemande luchtvaartuigen. Ze wor‐
den gecertificeerd omwille van hun luchtwaardigheid en vanuit dit standpunt hebben ze gebruiksbeperkingen die vergelijkbaar zijn met bemande luchtvaartuigen. Uiteraard kunnen andere gebruiksbeperkingen van toepas‐ sing zijn, bijvoorbeeld afkomstig van luchtverkeersleidingsdiensten of in verband met de beschikbaarheid van het luchtruim. Dit ligt echter buiten het toepassingsgebied van deze A‐NPA.

Voorstel 29: Om een drone te gebruiken in de „gecertificeerde” categorie worden de luchtwaardigheid van de luchtvaartuigen en de naleving van milieunormen verzekerd op dezelfde manier als vandaag wordt gedaan voor de bemande luchtvaart, namelijk door een typecertificaat (TC) of beperkt typecertificaat (BTC) af te geven voor het type, en een luchtwaardigheidscertificaat of beperkt luchtwaardigheidscertificaatvoor de drone in kwestie.

Voorstel 30: De organisaties verantwoordelijk voor ontwerp, productie, onderhoud en opleiding, moeten hun bekwaamheid aantonen door te beschikken over goedkeuringen voor respectievelijk ontwerp, productie, onder‐ houd en opleiding indien het risico van de exploitatie dit vereist.

Voorstel 31: De piloot moet over een licentie beschikken en de exploitant moet een ROC hebben.

Voorstel 32: EASA zal certificeringsspecificaties vaststellen, waarin een breed scala aan verschillende dron‐ econfiguraties aan bod komen en waarin de veiligheidsdoelstellingen worden gedefinieerd. Zij zullen worden aangevuld met door het Agentschap goedgekeurde normen, om een snelle reactie op ontwikkelingen mogelijk te maken, en kunnen ook aspecten in verband met gebruik en licentie bestrijken.

Voorstel 33: Momenteel wordt niet gepland de UV’s voor de „gecertificeerde” categorie te scheiden van de UV’s voor de bemande luchtvaart.